Deel 1 Er was eens in de Vinkenstraat door Hans Valk
We bekijken het predikantenbord
Lijstbord ELG Zaandam links van de kansel. Daarop 'geschreven' 35 eminente namen, de meeste van belangrijke mannen, er zijn slechts 2 vrouwennamen vermeld.
Over sommigen is veel te vertellen, van anderen iets minder en van een paar van hen zelfs niet zulke goede dingen.
Vooraf eerst maar wat geschiedenis, waarbij we ons afvragen:
Voor wie preekten ze, of beter, voor wie hielden zij hun godsdienstoefening en hoe zat toen de kerkelijke structuur in elkaar, m.a.w. wie was de baas, de kerkelijke (Amsterdamse) overheid of de plaatselijke kerkenraad?
In de ll
e eeuw begonnen monniken van de Egmonder abdij de banne Westzaan te ontginnen, door het graven van afwateringssloten naar de Zaan. Het IJ stond in open verbinding met de Zuiderzee, dus met vloed stond vaak veel land onder water. Daarom werden eind 12
e eeuw langs het IJ en de Zaan dijken opgeworpen. De eerste dam in de Zaan stamt uit het eind van de 13
e eeuw. Eerst in de 16
e eeuw heeft men in de dammen uitwateringssluizen gebouwd, waarna de scheepvaart op gang kwam.
Waar sluizen waren, kwam bewoning en zo ontstonden bij de sluis Zaandam twee dorpen: West- en Oostzaandam, waarvan Westzaandam de kleinste was. In 1543 werden om de dam heen 46 huizen geteld en, nadat Zaandijk langs de dijken volgebouwd was, breidde men verder uit richting Westzaandam. De eerste vermelding over Lutheranen in Westzaandam dateert uit 1624 en zij gingen nog ter kerke in de oude lutherse kerk aan het Spui. De snelle groei van het aantal Lutheranen is te danken aan Pieter Ghijsen, een beroemde scheepsbouwer in Zaandam. Zaandam en Westzaan telden in 1675 liefst 69 scheepswerven, gemiddeld goed voor drie Batavia's per jaar. Daar waren veel goede handwerkers voor nodig en zo ging Pieter Ghijsen de Noord- en Oostzeehavens langs, om het benodigde personeel te werven. Omdat onze eerste gastarbeiders voor het merendeel Luthers waren, stelden zij als voorwaarde dat hier een lutherse kerk zou worden gebouwd.
In 1645 biedt Pieter Ghijsen de Lutheranen twee erven aan voor het eerste lutherse kerkgebouw op het Vinckenpadt. Het duurde nog wel 10 jaar voordat dit Zaanse kerkgebouw er stond, want de Lutheranen hadden hier een moeizame start omdat ze werden tegengewerkt door de Calvinisten.
Zo ziet u maar: het kan verkeren!
Deel 2 Er was eens in de Vinkenstraat
Dit keer aandacht voor een belangrijk stuk predikantengereedschap in
Nederlandse lutherse kerken, de In Duitse en Scandinavische lutherse kerken is dat het altaar. Dat komt uit de tijd na de Reformatie. De lutherse kerk geen staatskerk, omdat Willem van Oranje de Calvinisten heeft gepusht. De Lutheranen werden slechts gedoogd.
In Zaandam duurde het 10 jaar: de Raad van State moest beslissen dat een
Lutherse Kerk voor buitenlandse scheepstimmerlui mocht worden gebouwd.
Een altaar leek Rooms gebruik, maar lutherse kerken mochten wel (zoals de Calvinistische) worden uitgevoerd met een doophek met daarin als hoofdbestanddeel de preekstoel.
In 2004, bij het maken van een scriptie bij het 300-jarig bestaan van het doophek, ontdekte ik dat de kansel niet van dezelfde makelij is als het doophek. Alleen het traphek van de komt overeen met het doophek. Waarschijnlijk paste dat originele traphek niet, want je kunt dat zien aan de lambrisering achter de preekstoel.
Ik heb dat nagevraagd bij kunsthistorica Carla Rogge, een nazaat van de bekende scheepsbouwer. Nergens is beschreven wie de maker is van de kanselkuip en het klankbord.
Na veel spit- en zoekwerk vond ik in het archief van Jacob Honig Jansz. jr. een preek bij de inzegening van 'den nieuwen predikstoel', gehouden door dominee Joh. Christoph. Colerus. Het moet een 'donderpreek' zijn geweest, van 31 bladzijden. Ds. Colerus was de opvolger van de bekende Ds. Petri.
Hij voelde zich onheus behandeld de communicatie tussen grote en kleine kerkenraad, waarbij de kleine kerkenraad nog niet had ingestemd met zijn benoeming.
Terwijl de grote kerkenraad hield van snel zakendoen en meteen beslissen, dacht de kleine kerkenraad daar anders over.
Ds. Colens moest lang wachten op zijn verhuiskosten, maar het kwam goed.
In een in de preek opgenomen gedicht is vermeld dat de preekstoel 'over het IJ aan kwam varen', deze zal dus gemaakt zijn buiten de Zaanstreek.
De preek had de tekst: 'En Esra de Schriftgeleerde stond op enen hogen houten stoel, die sij gemaakt hadden om te prediken, van de welke hij de Goddelijke wet aan Israël voorlas en verklaarde'. (Nehemia 8 vs 4). Tijdens de 'mammoetdienst' een lange zit van zeker drie uur (en nee, er was na afloop geen koffie in het Trefpunt) las ds. Colerus een gedicht voor:
'Opdracht aan den Godsvruchten Schenker van onzen Nieuwe Preekstoel.
Wie de schenker en wie & maker was is niet vermeld.
Het prachtig gesneden paneel rechts siert de voorkant van de kuip en is het bekijken zeerwaard.
Boven de kansel is een klankbord geplaatst met de afbeelding van een VOFI. Enig welke vogel?
Als u het weet mag u het als u weet niet weet mag u het vragen. En als u de preek en het gedicht wil zien, kan dat.
Laat het mij maar weten.
Deel 3 Er was eens in de Vinkenstraat
Het wegvallen van een gemeentelid laat gewoon een enorm gat achter in onze kleine kerkelijke familie, vooral wanneer iemand ook nog redactielid van 'Opgang' was. Hoe ouder we worden, hoe meer we elkaar gaan missen in de Vinkenstraat.
En soms gaat het hard, op Eeuwigheidzondag werden we daar weer bij bepaald.
Is dat nou altijd zo geweest? Zou men vroeger ook iemand hebben gemist bij zoveel lidmaten?
In 1700 gingen er zondag zo'n 700 Lutheranen naar de kerk of aan het Avondmaal. Dat moet dringen zijn geweest.
Voor deelname aan het Avondmaal moesten de avondmaalgangers eerst de zaterdag ervoor, een biecht doen bij de dominee thuis.
Hoe zal dat daar geweest zijn daar in de pastorie op de Hoogedijk? Het liep er storm. De wegen waren nog niet bestraat, dus de mensen hadden vaak paardenpoep aan hun schoenen, omdat er toen veel paard en wagens op straat reden en die paarden lieten wel eens wat vallen. Stel je eens voor! We moesten allemaal zaterdags bij ds. Karen Hagg te biecht, om een loodje te behalen om aan het Avondmaal te mogen gaan! Reken maar dat de vrouw des huizes en haar dienstboden veel hadden schoon te maken.
Overigens werd het Avondmaal in die tijd binnen de dooptuin en voor de preekstoel gehouden en niet, zoals nu, voor het hek in een kring.
Vroeger had men hier twee kerkenraden, de grote en de kleine. Wilde men aan het Avondmaal of wilde deze kerkenraden dat, dan moest men in ieder geval bij de dominee het loodje geven om aan het avondmaal te mogen gaan.
lk kom daar in een later artikel nog op terug. Nu Bert Ross ons is ontvallen moeten wij ook zijn onvolprezen stukjes
Uit de Gemeente' missen in Opgang. De redactie heeft inmiddels de diverse onderwerpen van deze rubriek aardig verdeeld.
Maar toch heeft zijn oproep 'Tot ziens in de Vinkenstraat! ' mij aan het denken gezet en zo kwam ik op het idee om iets te vertellen over de historie van het kerkgebouw, de inrichting en het gemeenteleven.
Graag wil ik proberen, in het verleden van onze kerk en haar voorgangers te duiken onder het motto Er was eens in de Vinkenstraat ' De Lutheranen zijn daar al 350 jaar aanwezig, daar moet dus wel iets over te vertellen zijn.
Deel 4 Er was eens in de Vinkenstraat
De Vinkenstraat: in de 17e eeuw Vinckenpadt, een stuk onbebouwd weiland. Of er geboerd werd weten we niet,
het zal zeker niet woest en ledig geweest zijn.
In 1643 werd eerst een houten schuilkerk gebouwd, om na diverse verbouwingen in 1699 plaats te maken voor een grotere stenen kerk. En dat was nodig want volgens ds. Petri (u welbekend) gingen ± 700 kerkgangers aan het Avondmaal. Net als andere Reformatorische kerken had de kerk geen naam. Alleen Katholieken gaven hun parochie/parochiekerk een naam, meestal de naamgever der parochie, zoals de Bonifatiuskerk aan de Oostzijde en de Maria Magdalena Kerk op het Kalf. Kerken als de Janskerk, de Pieterskerk, de Laurens van Rotterdam of Alkmaar zijn verwijzingen van Rooms Katholieke kerken naar hun Heiligen. Toch vond ik in het Luthers Dagboek in het 'Overzicht van de Gemeenten' diverse Lutherse kerken die verwijzen naar Heiligen. Verder sprak men over Westzijder- of Oostzijderkerk, Grote- of Kleine kerk, of Hooglandse- of Walburgkerk, naar de locatie van de kerk. De naam 'Bullekerk' in Zaandam is ontstaan omdat op die plek, vóór de bouw van de Westzijderkerk, een dolle stier een zwangere boerin op de horens nam.
In Zaandam hebben wij na 310 jaar onze kerk de naam 'MAARTENKERK' gegeven.
Een 310 jaar oud gebouw krijgt alsnog een naam! En niet zomaar een naam, maar één die ergens voor staat.
En een feest hebben de Zaankanters ervan gemaakt op 12 en 13 september 2009.
Waarom zijn de Zaanse Lutheranen hiermee zo blij?
Waarom hebben de Zaanse Lutheranen 31 0 jaar die schuilkerkmentaliteit gehad? Maarten Luther was in de Renaissancetijd een koevoet en brenger van een nieuwe beweging in de Christelijke religie met alle risico's van dien en dat is nu anders. Lutheranen kunnen en willen nu ook naar buiten treden, ook in de Zaanstreek.
Het hebben van een naam is in de kerk ook belangrijk, kijk maar naar Jesaja 43: Welnu, dit zegt de Heer: 'Wees niet bang, want ik zal je vrijkopen, ik heb je bij je naam geroepen, je bent van mij. ' Een belangrijke tekst, waarop Lutherse componisten, zoals Heinrich Schütz, een muziekstuk hebben gemaakt, dat in de zestiger jaren vaak in onze kerk is gezongen door het toenmalige kerkkoor. Een tekst die iedereen moet weten en die overal moet worden uitgedragen. Dat deed Luther en dat willen wij Lutheranen van de 21 e eeuw ook doen door het gedachtegoed van Luther door te geven. Daarom mag onze kerk nu een naam hebben om aan herkend te worden.
Onze predikante Karen Hagg heeft haar kudde ervan bewust gemaakt dat wij in deze tijd binnen de huidige maatschappij de medebewoners van Zaanstad duidelijk wat te bieden hebben. Als blijk daarvan en van ons vertrouwen in de toekomst plantte zij een appelboom van het ras Elstar. Het zal menigeen moeite kosten van die heerlijke appels af te blijven...
Onze kerk is pas gerestaureerd en kan weer jaren mee. Door de naam is buiten zichtbaar gemaakt wat binnen wordt verkondigd. Moge ook dit nog lang zo blijven!
Deel 5 Er was eens in de Vinkenstraat
Een vorige keer beloofde ik u iets te vertellen over de namen op de predikantenborden, links en rechts van de kansel.
Onze eerste predikant was Johannes von Buhren.
De beste man, met een eerder beroep als bierbrouwer, kwam uit Rostock.
Hoe hij hier terecht kwam is niet bekend, waarschijnlijk heeft de Amsterdamse kerkenraad dat zo beslist... In elk geval heeft hij zijn eerste preek in Zaandam gehouden op 29 juni 1642 en op 27 juli 1642 heeft hij zijn ambt aanvaard
Er is weinig over hem bekend, hij is in 1644 spoedig weer vertrokken. Waarom? Hij was geen geleerde man en misschien moest hij wel wat bijverdienen in zo'n eerste kleine gemeente en was het water in de Zaan niet geschikt voor het brouwen van bier. Dat kwam overigens vaker voor in onze jonge kerk in Nederland, want het merendeel kwam uit Duitsland.
Onze gemeente is ook in 1642 gesticht en na een jaar was er al een eigen gebouw(tje)? Men begon met 41 leden, dit vermeerderde in 1643 met 50 en in 1644 had men al 144 leden.
We weten ook niet hoe het ging in de eerste gemeente. Hoe de kerkdiensten en de liturgie er uit zagen is ook niet (nog niet) bekend. Het zal voor een Duitse dominee hier heel anders geweest zijn, aangezien in Nederland geen gebruik gemaakt mocht worden van een altaar, zoals in Duitsland normaal was. Maar goed, in 1644 is Ds. Von Buhren vertrokken naar Zwolle.
In januari 1645 kwam Ds. Johannes Hopsius ten tonele, een gewezen monnik uit Düsseldorf die luthers was geworden. Voor de jonge gemeente Zaandam is deze man ook niet lang gebleven. En dat was maar gelukkig ook, want Ds. Petri schrijft in het Trouw-, Doop- en Ledemaatboek een ongunstige aantekening over hem: 'Wegens sijn dronckenschap en quaet leven naar Hoorn afgeschaft en ten laetsten is hy Calvinistisch geworden. Maer Godt heeft hem wel gestraft, dat hy nu moet dwaelende gaen sonder dienst en is te Arnhem om zijn slecht leven gedeporteerd. '
Helaas bracht deze dominee dus ook niet de broodnodige rust in de gemeente. En dan komt alweer de derde dominee in vier jaren, Ds. Henricus Poley.
Ds. Poley schrijft dat in 1648 van die 144 de meesten verstrooid en vertrokken zijn. Ook was er een inwendige verdeeldheid, zo schrijft Ds. Poley. Het was dus wel even wennen aan elkaar in een kerk die meer uit buitenlanders bestond. Poley was volgens Ds. Petri een geleerd man, maar ook hij was geen blijvertje, want hij werd in september 1648 naar Neurenberg beroepen. Kon deze geleerde man wellicht zijn gave niet kwijt in zo'n jonge gemeente, waar de meeste mensen zich eerst nog moesten settelen?
We weten het niet zeker, maar je kunt daar iets bij voorstellen.
De vrede van Munster wordt in 1648 getekend en de tachtigjarige oorlog is teneinde.
Dan komt er weer een Duitser, een hier te lande meer bekende dominee. Zal de vierde meer rust brengen in deze nog gevoelige gemeente?
Maar ach en o wee, weer een die trubbels had en wel in Alkmaar over de koop van een huis.
Deze Petrus van Angelen bleef tot 1652 dus ruim 4 jaar.
Van Angelen had ijver genoeg, want hij preekte eens op een zondag in Edam, Monnikendam en Purmerend en dat ondanks de slechte wegen.
Hij was een man van grote kennis, maar helaas schijnt hij ook een twistziek man te zijn geweest en niet vrij van grootheidswaan.
Volgens ds. Petri, wederom in het Doop-,Trouw- en Lidmatenboek, heeft Van Angelen gezegd: Ach Godt, vergeeft het haer, sy weten niet wat sy met my doen.
Dat moeten heel droeve ervaringen zijn die hij met zijn gemeente Sardam heeft gehad. Zal hij weg gesard zijn? Hoe dan ook, deze dominee van Angelen is hier ontslagen door het Amsterdamse consistorie. Hij ging weer terug naar Alkmaar waar hij in 1664 stierf.
Van Angelen heeft heel veel geschreven, maar was verbitterd en vond zichzelf nogal te beklagen, vandaar zijn vele klaagliederen.
De vijfde dominee, na tien jaar, bleef 6 jaar.
Van deze Rochus van Immerzeel die uit Leiden kwam en die in 1659 vertrok naar Enkhuizen is verder niets bekend.
Het zal dus wel goed zijn gegaan.
En dan komt dominee Tatinghof, een filosoof en medisch doctor.
Van zijn werk in de gemeente is niet veel bekend, maar wel weten we dat hij een productief schrijver was van boeken en traktaten.
Ondermeer "de Bibels Blomhof" en het "Volkomen Kruydthof der schriftelijcke Historiën" waren van zijn hand en hij schreef deze werken om zijn schapen aan te zetten om de Bijbel meer te lezen.
Men moest minstens 4 Capittelen lezen. Kom daar vandaag maar eens om. Wel heeft Tatinghof kort voor zijn dood nog de beroepsvoorwaarden geschreven omdat men moest 'toezien en oppassen dat het gezag van het ambt geen schade zou lijden.'
Hij schrijft daarbij, dat tijdens zijn verblijf alhier de verstandhouding tussen hem en de kerkenraad of althans tussen hem en enige leden van de kerkenraad, te wensen overliet.
Zaankanters waren toen al een dwars volkje. Dominee Tatinghof is hier overleden in 1673.
Ds. Mansen schrijft in 1909: "Met de dood van Tatinghof eindigt het eerste tijdvak van de geschiedenis van de Zaandamse Lutherse Gemeente, het tijdvak van opkomst, vervolging, strijd en beroering.
Indien hierin geen verandering gekomen was door de hand van Ds. Petri, dan zou dat het einde en ondergang zijn geweest van de gemeente". En over dominee Petri leest u de volgende keer.
Deel 6 Er was eens in de Vinkenstraat
Zoals beloofd in de vorige Opgang nu iets over ds. Petri.
Volgens ds. Manssen was ds. Petri een groot man en volgens hem had de jonge gemeente te Zaandam zo'n jonge man ook hard nodig.
Ds. Petri was hier 30 jaar achtereen. Als je naar de geschiedenis kijkt, die hij hier heeft achtergelaten, zou je zeggen: elke dominee zou hier zo'n 30 jaar moeten staan. Je maakt dan een generatie mee en je ziet kinderen opgroeien tot volwassenen. En dat gebeurde bij Ds. Petri. Helaas hebben we geen afbeeldingen van hem, ze zijn er wel geweest, maar waar zijn ze gebleven?
Ds. Manssen schrijft in 1910 (honderd jaar geleden) over Petri:
"Veel kunst is aan 's mans beeltenis besteed, met meer roem wordt van hem gesproken, maar zijn talrijke gaven overtreffen dit alles. " Ook schrijft Manssen nog:
"Alles wat wij van hem weten, uit het werk door hem in en voor zijn gemeente verricht, uit wat hij ons in geschrifte heeft nagelaten en niet het minst ook uit de keurige en met zorg bijgehouden doop- en lidmatenboeken, die tal van mededelingen bevatten, zowel omtrent zijn eigen persoon als om zijn omgeving, aangaande gewichtige gebeurtenissen in de plaats zijner inwoning, als zijn flink optreden tegen Protestantse pausen en tirannieke kerkdespoten,-uit alles blijkt, dat hij geweest is een man met groot initiatief, veelzijdig ontwikkeld en nauwgezet, doortastend, vrijheidlievend, vroom in de echte zin des woords. "
En dat is nogal wat, als dat allemaal over je gezegd wordt.
Jammer dat er in onze kerk in de Vinkenstraat geen archief meer is, we hebben alleen nog datgene wat er in het gemeentearchief aanwezig is.
Zo'n honderd jaar geleden moet het er nog wel geweest zijn.
Hopelijk wordt het mij nog vergund zaken over ds. Petri te achterhalen.
lk ben al begonnen bij het gemeentearchief, maar dan stuit je op de vraag: waar is de inventarislijst gebleven? Waarschijnlijk is er bij de sloop van de oude bouwvallige consistorie, op de plek waar nu het Trefpunt staat, flink opgeruimd. Mocht iemand dat nog weten, laat het mij dan s.v.p. weten.
Wat we wel weten:
Petri was Duitser van geboorte (Strasburg) en het waren zijn woorden: Niet de zoetvloeiende Hollandse taal, maar de manhafte Hoogduitse spraak zijn uit mijn moeders borsten ingezogen.
Met de komst van Petri in 1673 brak een nieuwe tijd aan voor de Zaandamse gemeente, men sprak over een vaardige nieuwe geest, die haar bestaan verzekerde en die het deed worden tot een bloeiende gemeente, wier rechten en vrijheden alom werden erkend en geëerbiedigd
In 1693 kon Petri schrijven in het Doopboek:
"Na twintig jaar in deze gemeente te hebben gewerkt en gepredikt en terugziende op een welbesteed verleden is in deze gemeente rust en vrede geweest en God heeft ze opmerkelijk gezegend en vermenigvuldigd. "
Toen ds. Petri kwam waren er nog geen honderd leden en in 1700 gingen er zevenhonderd mensen aan het Avondmaal.
In die tijd heeft Petri zich met kracht verzet tegen het Amsterdamse Consistorie en de heerszucht van enkele predikanten.
Al eerder gaf ik aan dat het roerige tijden waren in de Lutherse kerk.
In Antwerpen zijn in 1566 de Lutheranen eigenlijk begonnen en vandaar ging men in het Duits verder. In Woerden ontstond de eerste gemeente in de noordelijk Nederlanden en in Den Haag wilde men een Nederlandse Liturgie. Daarbij kwam nog dat er een stroming kwam tussen de Duits-Nederlandse liturgie en de zuiver Nederlandse liturgie. Alle predikanten kwamen van Duitse universiteiten en daarom was het merendeel Duits georiënteerd.
Onderling is daar veel strijd over geweest en dat kwam de gemeente niet ten goede. Over dit thema is nog veel te vertellen, maar dat past nu niet in het kader van deze beschouwingen 'Er was eens in de Vinkenstraat'. Als daar interesse voor is hoor ik dat wel.
De volgende keer aandacht voor wat Petri hier zoal tot stand heeft gebracht.
Deel 07 Er was eens in de Vinkenstraat
Aan Dominee Petri die van 1673 tot 1703 hier in Zaandam was, heeft Ds. Mansen een heel hoofdstuk gewijd. Er moeten afbeeldingen van hem in ons kerkgebouw (geweest) zijn. Er was een plaat (en waar is die gebleven?) waarop links Ds. Petri staat en rechts de nieuwe huidige kerk, die u hiernaast ziet afgebeeld. Deze plaat geeft een sympathieke man weer, met voor die tijd gewoonlijk lange haardos en ongeschoren gezicht zoals dat tegenwoordig ook veel voorkomt.
Ds. Mansen zegt: Veel kunst is aan 's mans beeltenis besteed, met meer roem wordt er van hem gesproken, maar zijn talrijke gaven overtreffen dit alles. Petri is geboren in 1644 in Giessen Duitsland. Van zijn jeugd en waar hij gestudeerd heeft weten we niets. Hij was proponent (=
beroepbaar theoloog) in Medemblik en is in 1673 naar Zaandam gekomen.
Na de dood van Petri schreef zijn opvolger, Joh. Chr. Colerus ter gedachtenis:
"Nooit zag men sijn gif en gal uitbraken
Op andere buiten hem; Het Kettermaken
En bitse schelden was by hem gehaat,
Die van 't herformt geloof en Mennoos zaat
Beminden hem hierom als haren Vader
De leeraars zelfs betuigenden al te gaader
Door 't Lyk te volgen, en door haar Beklag
Hoe na die vriend haar aan het herte lag"
Dat betekent wel wat, dat Colerus dit schreef, want hij was beslist niet op zijn 'bekkie' gevallen, Maar daarover later.
Ds. Petri was een man van rechtaan en rechtuit. Hij was geen allemans vriend, maar probeerde met iedereen een goede verstanding te hebben.
Maar werd hem of zijn gemeente, naar hij meende, onrecht aangedaan, dan kon hij toornen en gaf zijn verontwaardiging hem geen zachte en zoetvloeiende woorden in de pen. Daar kon het Amsterdamsche consistorie, met name een van haar predikanten, Ds. P. Wesseling, over meespreken.
Petri eiste recht en vrijheid, elke gemeente moest vrij zijn in het beroepen van een predikant en niet onder het juk en gezag van het Amsterdamsche consistorie zuchten.
Dat consistorie heeft overigens gemerkt wie Petri was, maar in 1693 schudde het hele Lutherse kerkelijk apparaat in Nederland want, hoewel Petri een gezaghebbend man was, kon hij niet verhinderen dat Zaandam uit de fraterniteit werd gegooid.
Dit werd 'een heel lang verhaal', maar Petri zag en overwon.
Die strijd heeft tot 1696 geduurd met als resultaat dat er een Unie kwam tussen de kerken van Den Haag, Rotterdam, Utrecht, Hoorn Alkmaar, Gouda, Kampen, Enkhuizen, Zaandam, Monnikendam Purmerend, Medemblik en Bodegraven.
In de vergaderingen waar hij optrad als voorzitter en secretaris, werden zijn bedachtzame en weloverwogen degelijke adviezen zeer gewaardeerd.
Ds. Petri werkte hard in zijn Gemeente en zag deze tot volle bloei komen. Hij maakte vele gezangen, liederen en cantates en er zijn vele bundels van hem uitgegeven. Ook maakte hij voor de landelijke kerk uit het Duits vertaalde liedbundels.
Bijzonder waren ook zijn vele boekwerken, waarvan er nog enkele in het archief van de Gemeente Zaanstad aanwezig zijn. Zijn taalgebruik en dichtkunst waren bloemrijk en poëtisch, maar ook voor profaan gebruik.
Beroemd was zijn beschrijving over een sneeuwstorm in 1692.
Ook een ander onderwerp over een vreselijke aardbeving is door hem uitvoerig beschreven en is uitgegeven bij Hendrik en Dirk Bruyn op de Nieuwe-zyds Agterburgwal in Amsterdam.
Een volgende keer vertel ik u nog iets meer over ds. Petri.
Over de 30 jaar, waarin hij in Zaandam:
3564 preken heeft gehouden, 12682 communicanten heeft gehad, 618 mensen heeft gedoopt en 123 paren heeft getrouwd.
Daarnaast heeft hij voor een nieuw kerkgebouw gezorgd en ook nog met Czaar Peter gesproken. Voorwaar: een reusachtig man.
Deel 8 Er was eens in de Vinkenstraat
Beloofde ik u vorige keer nog eens bij ds. Petri stil te staan, dan is daar nu het probleem:
waar te beginnen? Deze man heeft zoveel gedaan en niet alleen in zijn eigen "stiel". Ds. Petri had een bijzondere, ja zelfs een vreemde methode. Hij maakte allerlei aantekeningen, ook uit de profane wereld, in het Doopboek, zodat dit meer een dagboek leek. Je kunt uit dat doopboek opmaken wat hij dacht en voelde bij de vele lotgevallen en omstandigheden. Hij deed dat op zijn eigen vrome manier. Ds. Petri was een wijze, zeer belezen man, wiens wetenschappelijk en letterkundige ontwikkeling alom werden geprezen. We lezen ook in het Doopboek dat ds. Petri met het stadsbestuur op goede en vriendschappelijke voet stond en zelfs dichtstukken maakte voor en over de Baljuw van de Landen van Bloys, de Schout en Schepenen van Westzaan en de Regerende Burgemeester van West-Zaandam. Hij dankte hen voor bewezen grote vriendschap en toegenegenheid nu hij "19 jaar Geweesen Onderdaan en Burger hier is geweest" en verzocht "zijn gering werkje te zien als teken van sijne schuldige dankbaarheid en sijn eerbiedenis gunstelijk op te nemen en sijnen geringen persoon, desgelijks sijne kleine gemeente alhier, voortaan te begunstigen, in hunne Protectie te nemen en vaderlijk te beschermen. "
Ook de verstandhouding met andere kerkgenootschappen onderhield hij goed. Toen onze nieuwe kerkgebouw werd op de oude plaats, mochten wij kerken in de Doopsgezinde Mennisten Vermaning in de Westzijde. En toch was ds. Petri niet zoetsappig en zeker geen allemansvriend. Hij deed niets voor de lieve vredeswil en liet zeker niet alles over zijn kant gaan. Verre van dat.
De predikanten en het Amsterdams Consistorie "het Amsterdamse Pausdom" konden daarvan meespreken. Wanneer dit Consistorie te veel macht eiste kwam ds. Peri in het geweer. Omdat hij een rechtvaardig man was en slecht tegen dictatuur kon heeft hij met hen menig zaak uitgevochten, waarvoor rond 1700 de andere zusterkerken in de regio hem zeer dankbaar waren.
Wanneer er binnen de Lutherse Kerk heftige discussies waren had ds. Petri daar een groot aandeel in. Binnen 'Christelijke Broederlijke Unie'nam Petri een belangrijke plaats in, maar zijn eigen Gemeente leed daad niet onder.
Ondertussen maakte hij ook nog even een Gezangboek en een bundel met Kerst-, Nieuwsjaars-, Paas-, Hemelsvaarts- en Pinksterliederen, ja zelfs
Cantates. Hij was een groot vertaler van Duitse Gedichten en vele stichtelijke werken waren van zijn hand. Maar Petri publiceerde meer dan alleen over geloofszaken zoals bijvoorbeeld over het Zaandammer Sneeuwwonder. Dit wonder "van 18,19 en 20 februari, zijnde maandag, dinsdag en woensdag in het schrikkeljaar 1692", zou de mensen van toen nog lang heugen. De sneeuw lag op sommige plaatsen wel 35 voet
(9.25 m) hoog en de Zaanstreek zag eruit als het Alpengebergte. De één zag dit als een Godswonder, anderen zagen hierin een straf voor de zonden.
Van zijn hand was ook het gedicht, 'Onderaardse Stormklok', dat een aardbeving in de Zaanstreek beschreef. Ook deze natuurramp werd toegeschreven aan de 'Toorn van God'. Waarom toch, zo vraagt Petri zich af in een lijvig boekwerk, hebben de Zaankanters dan zo gezondigd? Ondertussen heeft Petri ook nog een gesprek met Czaar Peter, zoals opgetekend in het Doopboek op de dag van 18 augustus 1697.
Hoe de man ook nog tijd heeft gevonden om zo'n prachtige kerk te kunnen organiseren en laten bouwen, is een raadsel. Nu, dit zal ik dan in een latere versie van dit blad uit de doeken doen.
Tot slot: Ds. Petri werd op 23 september 1644 geboren in Giessen (Hessen). Al jong verloor hij zijn vader die officier was in het leger, waarna hij werd opgevoed door de Lutherse dominee Conradus Kisselius, bij wie zijn moeder hem in de kost deed. Hij studeerde in Landau, Darmstad, Straatsburg en ook de Hogeschool in Utrecht werd bezocht.
Hij is tweemaal getrouwd geweest en had bij zijn eerste vrouw vijf kinderen, waarvan vier vroegtijdig stierven. Een goede opa was hij ook, in het gemeentearchief ligt een Almanak (een soort Succesagenda) vol met kinderkrabbels.
"Mijn kleinkinderen hebben van mijn boeken af te blijven. " Op 58 jarigen leeftijd is hij onverwacht gestorven op 31 juni 1703. Hij had hierover een voorgevoel want hij schrijft in zijn Zwanenzang:
"Zoo zijn er boose dage meer geweest als goede in mijn leven:
Derhalve ik verlange seer de waereld goede nacht te geven.
Welaan myn Godt ik ben bereid gy kunt als 't u belieft maar komen.
De wareld heb ik afgeleid 'k ben met den Hemel ingenomen. "
Een bijzonder mens, geëerd door vriend en vijand tot op de dag van vandaag.
Deel 09 Er was eens in de Vinkenstraat
Petri ging en Colerus kwam.
De Lutherse Gemeente Zaandam raakte na het overlijden van ds. Petri in de zomer van 1703 in het ongerede. Dertig jaar lang had Petri met bekwame hand de kerkelijke gemeente voortvarend geleid en daarna raakte die gemeente even stuurloos.
Zoals eerder vermeld, waren er twee kerkenraden, de grote en de kleine.
De Grote Kerkenraad bestond uit de laatst gekozenen terwijl de Kleine
Kerkenraad was samengesteld uit afgetreden kerkenraadsleden. Ds. Mansen schrijft over deze periode:
'Na Petri kwam er een tijd van twist en beroering, voortvloeiend uit de beroeping van een nieuwe predikant en uit de wijze waarop de Kerkenraad in deze had gehandeld. '
De zaak op zich was niet van zoveel gewicht, maar kwam grotendeels voort uit communicatiefouten en -storingen. Men had nu eenmaal geen telefoon of email om snel met elkaar te kunnen communiceren en daar ging het mis.
De een geeft zijn mening aan een ander die hij toevallig tegenkomt en de laatste die de mededeling krijgt hoort het omgekeerd- evenredige.
Op de 13
e april 1704 werd uit een nominatie van 2 predikanten, t.w. ds. Phenix uit Alkmaar en ds. Colerus uit Monnickendam, ds. Phenix gekozen met een stemverhouding van 40 tegen 7. Ds. Phenix werd dus gevraagd maar bedankte voor de eer, waarop de Grote Kerkenraad ds. Colerus beriep, omdat zij vonden dat deze vacante plaats hem toekwam.
Zonder de Kleine Kerkenraad daarin te kennen had iemand opdracht gekregen Ds. Colerus alvast maar mee te delen dat hij gekozen was en dat was nou net tegen het zere been van de Kleine Kerkenraad met alle gevolgen van dien.
Het waren heel grote gevolgen waarover eerst de Classis en daarna de Christelijk-Broederlijke Unie werden geraadpleegd en om advies gevraagd. Tijdens deze interne strijd preekte Ds. Colerus rustig verder, of eigenlijk niet zo rustig, want zijn preken waren hartstochtelijk,
maar niet zonder venijn. Woorden als:
Pasquillante, Nagtuilen, Borrekikkers in de maneschijn, riep hij, richting hen die zijn ondergang hadden bezworen,
vanaf de nieuwe kansel de kerk in.
De Eerwaarde Zeer Geleerde Heer Colérus had maar beter, in de uren van zijn drift en razen, bij het schrijven en spreken kunnen denken aan de vermaning die Petri hem -in rijmvorm- bij de aanvaarding van het ambt meegaf
'dat het hem bij al zijn werk moest gaan om zielen te gewinnen' aldus:
"Wiens omgang was nog straf, nog bits, nog vinnig, maar altijd heusch, en vriendlijk, en aanminnig, en yder aangenaam; wiens hert was vry van grootsheid en van trotse hoovaardy"
Bij de inwijding van de nieuwe preekstoel bestond de preek van ds. Colerus over 'Esraas Predikstoel' uit 35 gedrukte bladzijden en dat moet toch wel zo'n 2,5 a 3 uur geduurd hebben.
Maar ook werd van hem gezegd:
'Heeft Colerus in den beginne van zijn verblijf te Zaandam met vele moeilijkheden te worstelen gehad, en mag zijn komst in de gemeente niet bepaald "een blyde inkomste" heten, echter zodra de gemoederen tot rust zijn gekomen en de vrede is hersteld, schijnt zijn verdere arbeid niet te wenschen overgelaten te hebben.
Zoo toch meenen we te mogen opmaken uit het op 8 januari 1719 door het groote Consistorie genomen besluit om hem een behoorlijke attestatie te verleenen van sijn Leer, Leeven en Wandel bij 't in aanmerking komen voor 't beroep te Amsterdam'.
Hoe dan ook: na heel veel discussies en getouwtrek kreeg de Grote Kerkenraad gelijk en werd de rust na 3 jaar op 13 september 1707 hersteld. Er waren heel wat dissidenten, toen dolerenden genaamd, waaronder zelfs dr. Kisselius en vele andere bekende namen.
Van Johan Christoforus Colérus (echte naam: Kôhler=houtskoolbrander) is niet bekend waar en wanneer hij geboren is, dus weten we ook niet hoe oud hij is geworden. Wel is bekend dat hij is overleden op 2 mei 1720, waarschijnlijk hier in Zaandam, want op 8 Juli 1720 verschijnt zijn opvolger ds. Christian Tisteyn ten tonele.
De preken en de verdere werkstukken van ds. Colerus waren niet gering. Veel werd in druk uitgegeven, ook maakte hij een nieuw gezangenboek met uit het Duits vertaalde liederen als aanvulling op de bundel van ds. Petri. Ook kun je je afvragen of zijn bloemrijke taal, die wij vandaag aan de dag "bloemig" zouden noemen, door de gemeente goed begrepen werd of dat het al ter meerdere glorie van zijn eigen persoon is geweest.
Wat het Groot Consistorie aan deze man heeft overgehouden is een nieuw reglement voor het beroepen van predikanten van 5 volle pagina's.
De Kerkenraad wist voortaan heel wel dat bij een benoeming altijd de Gemeente betrokken diende te zijn.
Jammer dat hiervan niets meer terug te vinden is, behalve dan de preek over de nieuwe preekstoel. Eigenlijk zouden we een volledige bibliotheek moeten hebben van al die preken, die in onze mooie kerk zijn gehouden.
Ze waren van grote waarde en dat zijn ze overigens heden ten dage nog.
Deel 10 Er was eens in de Vinkenstraat
Op deze plaats vindt u in Opgang meestal een deel à van de geschiedenis van onze kerkelijke gemeente. Historische gebeurtenissen, waargebeurde verhalen verzameld en boeiend beschreven door Hans Valk.
Dit keer wordt deze plek ingeruimd voor verzonnen verhalen, belevenissen van kunstschatten in onze kerk, die bedacht zijn door diverse gemeenteleden.
Onder het thema:
'Verhalen van onze kerkschatten' beleefden wij op zondag 12 september 2010 de feestelijke Startviering. Om dit thema zoveel mogelijk samen voor te bereiden had ds. Karen Hagg ons in de (voorjaars) gemeentebijeenkomst gevraagd om namens een kerkvoorwerp een verhaal te vertellen en haar toe te sturen. Zo werden diverse kunstschatten onder de aanwezigen verdeeld met de belofte de verhalen tijdens de zomervakantie in te sturen.
Van de oogst, een schat aan verhalen, maken wij u hier graag deelgenoot.
Deel 11 Er was eens in de Vinkenstraat: een kerkstoel!
In deze rubriek treft u, meestal van de hand van Hans Valk, een stukje aan, dat gewijd is aan de historie van ons kerkgebouw.
Echter, deze ruimte wordt ook dit keer welwillend afgestaan aan één van de kerkschatten van de Maartenkerk, een kerkstoel die Dick Brekveld het onderstaande in vertrouwen vertelde.
Het woord is dus aan de kerkstoel:
'Op de laatste Gemeentebijeenkomst (april 2010 red.) hoorde ik, als kerkstoel, een geweldig idee. Een groep gemeenteleden zou een verhaal schrijven over de attributen in de kerkzaal. Dat kon van alles zijn o.a.: de kandelaars, het doophek, het avondmaalszilver enz.
Dus eigenlijk de belangrijkste inventaris van de Maartenkerk.
lk had er echt niet op gerekend maar laat nou uitgerekend de preses van de kerk een verhaal over mij moeten/mogen schrijven.
Over mij, een doffe houten kerkstoel met een rieten zitting.
Wat moet je zo al over mij schrijven? Laten wij bij het begin beginnen.
lk sta nu bijna 50 jaar met mijn vier poten in het zand, ja in het zand, want dat ligt hier namelijk op de vloer en al heel erg lang.
lk heb gehoord al meer dan 310 jaar. Maar in die bijna halve eeuw dat ik hier sta heb ik ook al heel wat mee gemaakt.
Heel veel mensen, zowel jong als oud hebben gebruik van mij gemaakt. En samen hebben wij genoten van heel veel mooie woorden en vooral van prachtige muziek. Deze kerk heeft zo'n mooi orgel dat ik elke keer weer "kippenvel" krijg op mijn poten. U begrijpt vast wel dat deze kerk ook al heel wat dominees heeft gehad, maar de eerste die ik meemaakte was een man en die heette Hallewas.
Maar vanaf 1991 zijn het alleen maar vrouwen en die wij nu hebben heet Karen Hagg. Alleen, zij houdt niet zo van lange diensten, haar preek, overweging heet het nu, duurt niet zo lang en dat vind ik wel zo prettig. Want ook voor mij beginnen de jaren te tellen, hoe korter ze op mij zitten, hoe liever ik het heb. Nee, in deze kerk heb je zelfs op je oude dag geen rustig bestaan. Heel vaak word je op elkaar gestapeld en aan de kant gezet. Maar gelukkig is soms de zondag voor ons als kerkstoel een echte rustdag en dan bedoelen wij wanneer er geen dienst is.
O ja, verleden jaar kregen wij de schrik van ons leven. Ineens moesten wij aan elkaar gekoppeld worden, dat is bij brandveiliger zei men.
Nou, wij kerkstoelen vonden dat helemaal niets: schroeven in onze poten, bah! Maar gelukkig was dat niet nodig, want: niet méér dan vier stoelen naast elkaar en dan hoef je niet te koppelen.
De scriba (secretaris) van deze kerk heeft toen een nieuwe opstelling bedacht. Als we allemaal goed zijn neergezet ziet het er prachtig uit, maar zonder het stoelenplan lukt het nog niet.
Weet u trouwens waar wij ons aan ergeren? Als er zo'n moderne stalen stoel met rode zitting tussen ons in staat, met van die armleuningen. Wij vinden dat geen gezicht, maar ja, die 'zitten' beter zegt
men.
En eigenlijk hebben wel gelijk want wij zitten voor geen "meter".
Deel 12 Er was eens in de Vinkenstraat
'Petri ging en Colerus kwam' was wat ik de laatste keer -eind 2010- in Opgang schreef. Nu gaan we verder met de predikanten die ons zijn voorgegaan. We lezen op het predikantenbord naast de deur naar het Trefpunt dat de beurt is aan de opvolger van de roemruchte ds. Colerus: ds. Cristiaan Tisteyn. Tisteyn was hier maar kort, van 1720 tot 1722, hij kwam in 1720 van Purmerend en ging in 1722 naar de provinciehoofdstad Haarlem.
Volgens het nieuwe Protocol-Boeck, fol. 17, kreeg ds. Tisteyn de volgende beroepingsbrief toegezonden:
"Also wij, door Gods genadige besturinge, de Eerw. Kerkenraad, neffens onse gesamtemtlijcke gemeente, toegedaen de onveranderde Augsburgse Confessie, tot Sardam, in de vreese des Heeren vergadert geweest, en tot het beroepen eenes nieuwen leeraars sijn getreden, so ist dat ü EW.
Door meerderheyt van Stemmen tot onsen wettigen Leraer Sijt beroepen, welck beroep wij hier meede aen ü Ew. Koomen op te dragen, neffens volgende CONDITIÉN:
Te weeten deese Christl. Gemeente in alle uwe Predicatien voor te dragen de rijne leer des H. Godelyken Woords, gegrond en begreepen in de bijbelse, prophetische en apostolise Schriften, daer beneffens nae onse Simbolise boeken, als de onveranderde Augsburgse Confessie, derselben Apologia, Smalkaldise Artyckelen en Formula Concordia, alsmede na beyde Catechismi Luteri (Corpus doctrinae); dese Christelijke gemeente neerstiglyck te leeren en te vermaanen, voor alle valse Leer getrouwelyck te waerschouwen, de H. Sacramenten nae Christi Insettinge uyt te deelen en te bedienen.
Item dat ü Ew. Sal gehouden syn alle Sondagen tweemael te prediken, 's morgens 't Evangelium en agtermiddags het Epistel, de Cathechismus Lutheri, de Augsburgse Confessie of eenighe andere Stiglycke texten.
De 4 wintermaanden namentlyck November, December, Januari en Februari des Sondagsavents nae gehouden tweede predicatie te Cathechiseren om de jeugt in onse gronden der waerheyt te onderwysen, als ook voornoemde 4 wintermaenden eens per week des avents te prediken, alsook de 3 H. Feestdagen Paesen, Pingster en Kerstyd 4 reysen, en nieuw jaer en Hemelvaertdag tweemael te prediken, ook na ouder gewoonte 4 mael des jaers's Heeren aventmael uyt te deelen, en met een ouderling of diacon de Huysbesoekingen te doen en Vrydags avents voor het uytdeelen des H. aventmaels, de boet-Predicatie te houden; nae order van onse Hooge Wettige Overhyt op de bid- en danckdagen te prediken en te bidden, voorts de Siecken en Swacken neerstig te besoeken, het verdwaalde te regt te brengen en vorders te doen all getgene, 't welck tot het ampt eenes getrouwen Leeraers en Sielsorgers behoort, en Sich voorts te reguleeren na onse Particuliere Kerkelycke Ordinatie.
Item, soo 'geviel, dat ü EW. Hier ofte daer moeste wesen, om des nagts van Huys te blijven, sal sulcks geschieden met kennis van een in dienst synde Ouderling (of absent synde) een diacon, en wanner ü EW. Op eender plaetse versogt werd, om te prediken, of een ander syn dienst hier quam presenteeren, sal sulcks met overleggen van de Ew. Kerkenraed of toegestaan of afgeslagen werden. Waer tegen wij ü EW. Beloven tot onderhoud van ü EW. Persoon en Huyshouding te geven de somma van vyf Hondert Caroli gulden, sjaers, neffens vrije wooning en gebruyck van Kerckenhuys en tuyn, mits wij het huys behoorlijck, en ü Ew. de tuyn onderhouden; ook sal van dese uytgeloofde penningen alle vierendeeljaars an ü EW. Een geregte vierde part betaelt werden"
Actum Sardam den 8 Juli. 1720
Ziezo, dat was een heel stuk en hopelijk heeft u de tekst begrepen.
Aan het taalgebruik zou je kunnen vermoeden dat de opstellers van de brief van Duitse komaf waren. Dat kan goed, want in die tijd waren hier heel veel Duitsers in de scheepsbouw aan het werk en gingen bij Lutheranen ter kerke en ook hadden ze in de kerkenraad een zetel.
Dominee zijn was toen overigens wel een zware taak en je was gebonden aan allerlei regels en voorschriften. Hoe is dat vandaag de dag met Augsburgse Confessie, Smalkaldische Artikelen en Formula Concordia? Of de beloning voor de predikant redelijk was, daar zullen we een volgende keer naar kijken en ook hoe het verder ging met Ds. Tristeyn in die tijd.
Deel 13 Er was eens in de Vinkenstraat
In de vorige editie van deze rubriek eindigde ik met het bericht dat ds. Tristeyn werd opgevolgd door kandidaat Jacobus de Wijs. Deze was op 20 december 1722 verkozen en op 13 januari 1723 na een met een goed gevolg afgelegd examen door de predikanten Tristeyn en Jasper Hartog uit Leiden bevestigd. Deze ds. Jacobus de Wijs vertrok echter al na drie jaar naar Enkhuizen en.
Meer is er over hem niet bekend, want in de mij ter beschikking staande boeken komt ds. De Wijs in het geheel niet voor.
Maar hoe dan ook, de kerkenraad moest weer op zoek naar een voorganger. Dat duurde echter niet lang want er waren kandidaten genoeg. Zelfs uit Duitsland stroomden afgestudeerde studenten binnen, want Nederland was, als ruimdenkend land, een gewilde plek.
En dan komt in 1727 een nieuwe ster aan het firmament: Johannes Phaff, de dominee die op dit moment zelfs weer in het nieuws is in de Zaanstreek. Maar eerst aandacht voor zijn geschiedenis bij de kerk aan de Vinkenstraat.
Op 4 februari 1727 dient een tweetal kandidaten, te weten:
Johannes Lodewijk Battiljé en Johannes Phaff. De laatste wordt verkozen, terwijl de eerste later (in 1744) de Zaandamse Gemeente zou gaan dienen. Maar daarover later meer.
Van Johannes Phaff wordt door ds. Mansen in zijn boek gememoreerd, dat ds. Phaff, na geëxamineerd te zijn, op 23 februari 1727 werd ingezegend in zijn dienst ingezegend en dat hij hier bleef tot 1741. Ds. Mansen meldt dat 'Phaff veel belangstellenden trekt in kerk en eeredienst, 't zij van een bijzonder persoon, 't zij van de gemeenteleden in 't algemeen.'
En hij meldt ook dat 'Phaff zijn dienstwerk alhier eindigt op 8 oktober 1741 met een preek over Philppus 1 vers 27 en vertrekt naar Gouda.'
Ds. Phaff schrijft nog in het Communicantenboek (nr. 3) der gemeente en tekent aan "staande mijn dienst van 14 jaaren, heb ik 419 Persoonen aangenomen en het Avondmaal bedient aan 8873 Leedematen. " En de bede aan toe: "Den goede God vermeerdere deze gemeente al meer en meer, onderhoude ze met Zyne genade in den kracht van Zynen geest, door den band des Vredes en verenigde ons wederom in den zegepraalende Kerk, om Jesus wil. Amen. " De volgende predikant krijgt dan Fl. 100, - meer.
Op internet lezen we 'dat de Lutherse kerk in Suriname werd opgericht door de eerste predikant ds. Johannes Phaff, uit Zaandam, die in 1742 met zijn vrouw en kind in Suriname arriveerde. Deze Zaandamse leraar had tot taak om als eerste predikant van de pas opgerichte Lutherse gemeente in de kolonie aan de slag te gaan. Hij beperkte zich niet tot preken en dopen, maar werd ook eigenaar van vijf plantages: Domburg, La Ressource, Liège, Houttuin en Sorgvliet'.
Dit is echter niet juist: nadat zijn 1e vrouw Debora Spelde in 1743 was gestorven, hertrouwde ds. Phaff in 1745 met Jeanne Houtkopers, die de 3 plantages in het huwelijk inbracht.
Volgens de publicatie op internet had Phaff niet veel plezier van zijn kerkelijke werkzaamheden, want hij werd het middelpunt van talloze religieuze twisten, ondermeer over het dopen van 'mulatten kinderen', baby's met zowel een slaaf als slavenhouder als ouders. Verzoeningspogingen mochten niet baten. Al na drie jaar werd Phaff ontslagen en kon hij zich volledig wijden aan het leiden van de vele slaven op zijn grondbezit.
Ook dit is niet juist, want de plantages behoorde zijn 2e vrouw
Het 2
e huwelijk Van ds. Phaff mocht ook niet lang duren en zo trouwde hij in 1749 voor de 3
e maal en wel met Maria Emilia de la Rivière, die ook 2 plantages inbracht, zoals de bekende plantage Sorgvliet.
En omdat een dominee als plantagehoudèr nogal bijzonder was, gaf de slavenbevolking 'Sorgvliet' de bijnaam 'Domini'.
Alleen al op Sorgvliet liepen gemiddeld zo'n honderd slaven rond.
Phaff pendelde een paar keer heen en weer tussen Suriname en Nederland.
In 1762 werd in de kerk van Paramaribo zijn overlijden bekendgemaakt. Hij werd in Nederland begraven en zijn bezittingen -inclusief zijn slavengingen over in andere handen.
Dan wordt het stil in de kerkelijke boeken over ds. Phaff, maar niet in het Noord-Hollands Dagblad van 15 januari 2013 over het onderwerp slavernij. Maar daarover graag meer in de volgende editie van deze rubriek.
Deel 14 Er was eens in de Vinkenstraat
Na de ophef in de vorige rubriek over ds. Pfaff en de slavernij komen we nu in wat rustiger tijden. Hoe het ds. Phaff is vergaan toen hij in Nederland terugkwam, is nergens bekend. Na het verlies van drie vrouwen in Suriname en het te boek staan als slavenhouder, wordt het stil rond deze dominee.
Is hij berooid hiernaar toegekomen of schatrijk?
We weten het niet en ook onze Surinaamse broeders en zusters hebben dit niet kunnen achterhalen.
In de vergadering waar afscheid werd genomen van Ds. Phaff stonden direct 2 Proponenten (kandidaten) klaar: Everardus Schutterup en Paulus Wesling. De laatste werd op 26 november 1741 beroepen maar vertrok al na 2
1/2 jaar naar Rotterdam. Had Rotterdam meer te bieden? We weten het niet. Hij sprak bij het afscheid van Zaandam in zijn dankwoord, dat hij hoopte, dat deze gemeente mocht toenemen "in aanzienlijke (sic) leden, in kennis en ware godsvrucht alzins uitblinkende. " Was dat een stoot onder de gordel?
En dan komt Johannes Lodewijk Battiljé van Amersfoort ten tonele en wordt op 16 augustus 1744 bevestigd in zijn ambt. In het begin van zijn diensttijd werd een al 8 jaar lopende erfeniskwestie tussen de kerkgemeentes van Amsterdam aan de ene kant en Haarlem, Purmerend, Weesp en Zaandam aan de andere kant rond een legaat van Hendrik Herman Busschenschut aan Zaandam, waarbij eerst voorwaarden moesten worden opgesteld, opgelost. Na veel loven en bieden werd op 21 maart 1745 tussen de partijen een overeenkomst gesloten, waarna 11 juni 1746 de uitkering plaatshad, waarbij de kerkenraad de tot ontvangst benoemde afgevaardigden overleverde een 'legaat van Duysent gulden op Letter G, ten Comtoire van Amsterdam en in Contant Gelt, seven Hondert vijf en veertig gulden, seventien Ct, 8 penn.' Wat de bijdrage van ds. Battiljé hieraan is geweest wordt niet beschreven.
Wel schrijft ds. Manssen over hem: ongeveer negen jaren is ds. Battiljé in actieve dienst geweest. Hij heeft nog even een boek uit het Duits vertaald van den Koppenhaagsschen leraar dr. Johannes Lassenius, met de titel "Bijbelsche Wierook of Godvruchtige overdenkingen uit de Hl. Schrift mitsgaders ene Stichtelijke Voorbereiding tot het Heilig Avondmaal. " Dit boek vond hier en elders veel opgang, maar de dominee zelf heeft, volgens ds. Mansen, in de geschiedenis van de Zaandamse Gemeente geen aangename herinnering achtergelaten. En waarom?
Nadat het groot Consistorie (je had vroeger 2 kerkenraden, de grote en de kleine, het werkte net als nu de eerste en de tweede kamer in de regering), "in aamerkinge genoomen hebbende de swakke toestand van den predikant" besloten had "den leeraar emeritus te maaken", werd hem op 1 november emeritaat verleend op, met wederzijds goedvinden, gestelde voorwaarden:
1 . "Dat sijn Eerwaarde zal gehouden zijn, zig te reguleren na onse groote Kerkelijke ordonnantiën. "
lk ga nu maar even verder in gewoon Nederlands, anders kunt u hier helemaal geen touw aan vastknopen;
- hij mag in de pastorie blijven wonen,
- hij moet wel voorgaan op de kerkelijke feestdagen,
- hij mag wel preken als hij er zin heeft of daar
- voor gevraagd wordt.
- hij moet wel de zieken bezoeken.
- Ook moet hij het heilig avondmaal bedienen, trouwen en dopen
- hij moet alle ministeriële functies (wat dat ook weze moge) verrichten
- en bij ziekte of afwezigheid van de nieuw beroepen predikant en ook in vacaturetijd moet hij de diensten waarnemen.
Hij krijgt hiervoor evengoed zijn salaris van 600 gulden in het jaar plus een bonus van 325 gulden. Is die ds. Battiljé even goed af?
Echter, de nieuwe predikant krijgt er zelfs nog 100 gulden bovenop,
700 gulden per jaar. Waar deden ze (die kerkenraad) dat van? Het kon gewoon niet op! Tegenwoordig moeten onze dominees veel meer werk verrichten, zoals: kringwerk, cultureel werk, redactiewerk en uiteraard onze onvolprezen "huiskamer bijeenkomsten".
Maar goed, zij brachten in die tijd in 2h jaar wel 44 lidmaten aan en verstrekten in diezelfde tijd aan 1575 mensen het Heilig Avondmaal. Dat is zeker niet mis en vandaag de dag niet meer voor te stellen.
Deel 15 Er was eens in de Vinkenstraat (XV)
Weet u nog dat we de vorige keer een loflied konden schrijven over ds. Battiljé, die, ondanks zijn zwakke gezondheid door kerkenraad en gemeente werd geëerd? Er werd in januari 1754 een opvolger gezocht en die werd gevonden in ds. Christiaan Retman, onder de voorwaarde dat ds. Battiljé ook nog 'enige' werkzaamheden zou uitvoeren zoals met de kerkenraad was overeengekomen, en dat was nog een hele waslijst.
De man die nooit aanleiding had gegeven tot klachten of verwijten, zoals bleek uit het door de kerkenraad gegeven testimonium, ofwel getuigschrift, ontpopte zich tot -laten we het netjes zeggen -tot een vreemdeling, zodat de kerkenraad haar afspraken met hem moest ontbinden.
Wat was geschied?
De oude dominee had op 9 december 1755 tijdens, wat toen heette de middaggodsdienstoefening, (een uitdrukking om over na te denken) zich zeer onbetamelijk gedragen:
hij kon van dronkenschap al niet staan, kwam zelfs in de handen klappend de kerk binnen, verloor op weg naar de preekstoel zijn toga, al roepend naar zijn parochiaan Simon Kas (de bouwer van de huidige orgelkast) "Sijmen, Sijmen, luyster, is dat het preediken?"
Ja, hij heeft nog meer "onordentelijkheden in Gods huys die niet betaamen" geuit. Het kwam zelfs zover dat enig kerkvolk de dooptuin binnen moest gaan om de dominee nog netjes van de kansel te halen.
Met het oog op een en ander besloot den Grootte kerkenraad in haar vergadering van 14 december 1755, "den emeritus-predikant by provisie den ministrale functien te verbieden, hem te vragen of hij vrijwillig afstand zou willen doen van zijn ambt en met den kerkenraad een accoord treffen over den Penningen, welke men voornemens was hem eens en vooral ter uytkoop toe te leggen, terwijl, indien hij dit niet wilde, men anders genoodzaakt zou zijn, de zaak in den rechten te vervolgen. "
Tjonge, jonge, wat een taal gebruik!
Ds. Battiljé vroeg eerst nog twee dagen uitstel, maar in de vergadering van 16 december verklaarde hij zich bereid ten volle afstand te doen van zijn ambt en onmiddellijk de pastorie te verlaten, onder de voorwaarde dat men hem tantième zou geven van 325 gulden en nog een behoorlijk getuigschrift.
De kerkenraad maakte het af op Fl 200,-- onder voorwaarde dat hij zijn "ambt geheel en al neederleide en aanstaande Mey uit het Kerkehuys vertrok." De oude ds. Battiljé nam er genoegen mee, en vertrok met een getuigschrift.
Ds. Retman bleef nog twee jaar tot 24 november 1758 en vertrok toen naar Leiden, zonder verdere 'voorvallen'.
De opvolger van Ds. Retman, proponent Frans Capellen Graan, een veel belovende jongeman, werd op 28 januari 1759 ingezegend. Hij moest echter deze aarde 1 jaar later verlaten, maar daarover een volgende keer meer.
Tot slot
Het Luthers Wees en Armenhuis en haar vroegere bewoners
Tot slot van mijn historische speurtocht naar details en wetenswaardigheden over het Weeshuis en haar bewoners, nog enige strenge huisregels voor de bewoners van het Luthers Weeshuis.
Zo mochten zij zonder "consent" (goedkeuring) het huis niet verlaten.
Ook was het niet toegestaan "elkaar te bezarren, begekken, verwijttingen of uijtscheldingen te doen en te slaan of iets dergelijks".
Er mocht zonder verlof niet worden gespeeld met "den kaarten, dobbelsteenen, of op het dambord enz; En het was uitdrukkelijk verboden iets te verklappen van wat er in het huis voorviel.
Overtredingen konden, naar goeddunken van den kerkenraad, worden gestraft met "het blok aan een been, kastijding of op water en brood gezet worden" Gelukkig hoeft de tegenwoordige kerkenraad bij het handhaven van huisregels voor de huurders van het Weeshuis deze lijfstraffen niet meer toe te passen. Wel was geregeld dat iedereen, oud of jong, zich mocht "beklaagen" en ook "redres" (herziening) van wettige grieven kon verlangen, afhankelijk van de uitkomst van een door den kerkenraad ingesteld onderzoek.
Er werd voor voldoende voeding gezorgd en ook werd wekelijks aan de bewoners enig zak- en zondagsgeld uitgekeerd. Voor de iets ouderen werd hierop 10 % van hun loon (wat niet echt veel geweest zal zijn) uitgekort. De kleding van de wezen (kinderen jonger dan 7 jaar werden niet opgenomen) werd voorgeschreven, maar was niet opvallend of buitengewoon.
Volgens het gemeentearchief betrok in 1913 de openbare bibliotheek het pand.
De oprichting van de "Verenigde Openbare Leeszaal en Bibliotheek" door de Zaanse afdeling van 't Nut wordt gezien als begin van het Zaanse openbare bibliotheekwerk. Deze vestigde zich aan de Vinkenstraat 36 te Zaandam en opende haar deuren in september 1913, terwijl de oude bibliotheek van 't Nut nog tot 1921 zou bestaan. Doelstelling was de openstelling van een zaal waar gelegenheid werd gegeven om "kennis te vermeerderen".
In 1924 werd de afdeling Zaanlandia geopend, met boeken over de Zaanstreek of geschreven door Zaankanters en in 1947 was de start van de afdeling 'Kinderuitleen'.
In de 'Zaanlander' (september '71) staat:
"De bibliotheek aan de Vinkenstraat 36 was 4 september 1971 voor het laatst open.
Vanaf 6 september gaat de bieb verhuizen.
naar de Vermiljoenweg op de 1
e etage boven de supermarkt van Albert Heijn. " Nog vele huurders maakten daarna gebruik van ons Weeshuis. Heeft het pand de eerste 50 jaar veel geld gekost, na 1913 heeft het ook wat opgebracht. Rest ons de vraag: hoe zal dit de volgende 100 jaar vergaan?